Dinsdagochtend 11 september, weer veel te vroeg gaat de wekker. Er staan twee interessante bedrijven op het programma, dus iedereen moet ’s ochtends ff snel zijn eigen ontbijt regelen om daarna om 8u klaar te staan in de lobby, weer netjes in pak natuurlijk. Samen met Wouter ga ik op pad voor ontbijt. Bij een willekeurig restaurantje in de buurt van het hotel worden we naar binnen gelokt door de eigenaar en met een duf hoofd is dat natuurlijk moeilijk te weerstaan. Met wat wijzen en twee halve woorden Chinees krijgen we voor 24 yuan (ofwel ‘geld’ of ‘pingels’) thee en dim sum. Best lekker, maar mijn maag blijkt daar anders over te denken. Een lange stop op het toilet deze ochtend is het gevolg, dus toch maar even naspoelen met een blikje cola om alles dood te maken waar ik ziek van kan worden. De rest van de dag heb ik er geen last meer van, gelukkig.
Vandaag bezoeken we het Institute of Automation van de Chinese Academy of Sciences, oftewel CASIA. Bij CASIA krijgen we na een korte introductie meteen een rondleiding langs verschillende afdelingen. Omdat het instituut vooral robotica en videobewerking doet, zijn de resultaten van de getoonde onderzoeken erg leuk om te bekijken. De eerste stop is een presentatie van een automatisch video surveillance systeem. Met dit systeem is het onder andere mogelijk vol automatisch het aantal auto’s op een weg te bepalen, te detecteren of iemand over een hek aan het klimmen is, of dat een persoon een verdacht pakketje ergens achterlaat. Hierbij wordt ook een proof of concept getoond van een tracking systeem met meerdere camera’s. Je zou daarmee op bijvoorbeeld Schiphol precies kunnen achterhalen vanuit welke gate een bepaalde asielzoeker is gearriveerd. Helaas blijkt bij doorvragen het systeem niet heel robuust te zijn: als je je tussendoor omkleedt herkent het systeem je als een nieuw individu. Maar goed, het ziet er op de presentatie wel erg leuk uit. De tweede stop is bij een irisherkenningssysteem (mooi woord voor galgje). Hier doet men onderzoek naar irisscans op de middellange afstand, waardoor je dus niet meer direct voor een machine hoeft te staan en in een lensje te kijken om te kunnen worden herkend. Men gebruikt graag irisscans voor herkenning omdat ze zeer kenmerkend zijn voor een individu en daarnaast lastig te vervalsen zijn. Het probleem waar deze techniek mee kampt is vooral dat de volledige medewerking van de gebruiker nodig is. Bij toegangscontrole is dit geen probleem, maar voor anti-terrorisme surveillance wel. Het systeem dat we hier te zien krijgen kan daar een oplossing voor zijn. Onze gastvrouw heeft er nogal de pas in waardoor we al snel weer verder gaan naar de afdeling robotica. In een nogal rommelige werkplaats staan twee opstellingen klaar om aan ons gedemonstreerd te worden. De eerste is een ping-pongrobot. Een vrij flinke constructie zorgt ervoor dat de computer een batje in drie richtingen kan bewegen en zo de hele tafel over kan. Het ziet er indrukwekkend uit en het idee is natuurlijk heel gaaf, maar wat wat je zo 1,2,3 niet ziet is hoeveel reken- en denkwerk er wel niet achter zit om dit geheel tot een succes te maken. Rond de tafel zijn drie camera’s gepositioneerd die de positie en baan van het balletje bijhouden. Deze data wordt dan supersnel verwerkt om te kunnen bepalen in welke positie het robotbatje moet staan om de bal weer terug te kunnen spelen, en wordt de robotarm direct daarnaartoe verplaatst. Als de onderzoeker die bij het project hoort een demonstratie geeft, zijn we zeer onder de indruk van de kunde van het apparaat. Als ik het echter zelf ook eens probeer merk ik meteen de limitatie van het apparaat: omdat het batje niet kan roteren, is het voor hem onmogelijk ballen terug te spelen die ik aan de rand van de tafel laat stuiteren. Ook enkele reisgenoten proberen het uit, met gemengde resultaten. Het systeem is duidelijk nog niet af, maar het is wel erg gaaf om het apparaat bezig te zien in zijn huidige staat van ontwikkeling. Aan de andere kant van het kleine lab staat een bak water van iets minder dan 2 kuub waarin voor onze ogen een robotvis te water wordt gelaten. De vis zwemt en spartelt als een echte vis door zijn lichaam heen en weer te kronkelen: er zitten geen propellors of schoepen aan. Op enkele filmpjes wordt een zelfde model getoond die een natuurlijk huidje gekregen heeft en tussen andere vissen zwemt. Ik heb dan ook in het begin even moeite om de robotvis te herkennen tussen de rest van de vissen, iets wat eigenlijk vooral lukt omdat de focus van de camera meebeweegt met een van de vissen in de bak. Voor de lol vraag ik ook nog even of ik met de vis op de foto mag en neem een zo cliché mogelijke visserspose aan: brede glimlach en een vis van ongeveer een kilo in de handen. De rondleiding zit erop en we hebben dan nog een uur de tijd om met wat Chinese studenten te praten over cultuurverschillen. Het niveau van hun Engels varieert echter nogal waardoor het eigenlijk meer een interview wordt, waarbij de helft van mijn vragen en antwoorden niet over lijken te komen. Dat maakt het dan toch weer wat jammer, terwijl de opzet best aardig was. De lunch maakt echter dat we dit snel vergeten zijn, zo uitgebreid en lekker was het, en als we doorgaan naar Lenovo is iedereen vrolijk.
Als we bij Lenovo worden afgezet door de bus, blijken we bij de verkeerde balie te staan. Sterker nog, we staan bij het verkeerde gebouw! De mensen van de receptie regelen meteen dat we met de vaste shuttlebus mee kunnen waardoor we maar weinig vertraging oplopen in ons programma. Bij het goede gebouw aangekomen worden we warm onthaald door twee enthousiaste medewerkers die voor de verandering eens goed Engels spreken. Je kunt duidelijk horen dat ze in Amerika geschoold zijn, niet alleen aan het vette accent, maar ook de manier van doen doet niet heel Chinees meer aan. De rondleiding die ze geven gaat door een speciaal voor bezoeken bebouwd museum waarin we de gehele geschiedenis van het bedrijf te horen krijgen. Ze zijn er heel trots op dat ze de grootste Chinese sponsor van de Olympische Spelen in Beijing waren in 2008, en in het museum staat zelfs DE Olympische toorts. Althans, dat zeggen ze. Voor de zekerheid gaat iedereen even met het ding in de hand op de foto, thuis maar even kijken of het ook echt waar is. Nadat we ook nog even met de nieuwste gadgets hebben mogen spelen, krijgen we ook de speciale heavy-duty apparatuur te zien, het spul waar het leger mee de woestijn in gaat. De gastheer en –vrouw worden stiekem toch wel wat zenuwachtig als we met z’n tweeen op een laptop gaan staan of dreigen ermee te gooien of ons flesje water erop leeg te kiepen, ook al kan die daar zeker tegen volgens hen. De tour wordt afgesloten met een praatje over het bedrijf wat op zn zachtst gezegd te lang duurt, matig interessant is en lijkt op een soort ingestudeerd toneelstukje met als thema een anti-reclame voor Apple en Blackberry. Als we met zn allen een applaus inzetten als de gastheer even zn mond houdt, lijkt hij de hint te snappen en is het praatje afgelopen. Op naar het hotel dus.
Deze avond willen we Peking Eend gaan eten. We hebben een adresje gekregen in de buurt van ons hotel waar ‘de beste eend van Beijing’ te krijgen is. Nou, dat willen we wel zien. Daar aangekomen worden we op de bovenste verdieping aan het einde van een gang in een kamer geinstalleerd waar eigenlijk maar 18 mensen in passen. Met wat passen, meten en goede wil krijgen we alle 25 deelnemers er toch in. Lekker knus is het wel en niemand kan echt goed bij de enorme ronde tafel in het midden. Tom en Maurits bestuderen de menukaart en beraden zich op hoeveel we van alles willen hebben. Ik help met het overbrengen van onze wensenlijst aan de serveerster. Met grote ogen van verbazing knikt ze vriendelijk bij het horen van de hoeveelheid die we bestellen. Even later blijkt waarom: tegen de tijd dat wij allemaal al zo’n beetje genoeg gehad hebben, staat de tafel nog vol met borden eten en komen er nog steeds nieuwe porties bij. De rekening blijkt gelukkig toch nog mee te vallen (1800 yuan oftewel 225 euro voor 25 personen) en een groot deel van het eten wordt nog ingepakt om de volgende ochtend als ontbijt te gebruiken.
Ik besluit samen met Wouter, Jelle en Rowan het achterafstraatje waar we gegeten hebben verder te verkennen. Het wordt steeds donkerder en aftandser, maar we voelen ons er niet onveilig. Lekker doorstappen dus. Hier komen we erachter dat we al de hele week al twee tot drie keer te veel betalen voor het bier, de straatprijs voor 0,6 liter ligt hier op 4 yuan (0,50 euro). Op de terugweg lopen we langs meerdere souvenirshops, waar ik het Rode Boekje van Mao ZeDong koop. Ook vinden we een originele kopie van een echte nep-iPhone voor 780 pingels, maar die laten we maar mooi in de winkel achter. In plaats daarvan gaan we de gezellig uitziende Helen’s Bar in: een verzamelplaats voor backpackers. Na een biertje besluit Jelle om toch nog maar even naar de kapper te willen deze avond. Wouter, Rowan en ik blijven achter en genieten van de meest vreemde verhaaltjes die voorgaande gasten op de muren en plafond hebben gekrabbeld, onder andere een groet van de studiereiscommissie van Amsterdam gedateerd op 2009. Als we Jelle even later weer tegenkomen, heeft hij behalve een korte kop ook een goed verhaal te vertellen. De kapster bleek namelijk behalve knippen en wassen ook nog wel ‘andere diensten’ aan te kunnen bieden. Dit is toch maar niet uitgeprobeerd, dus we gaan vrolijk lachend maar weer terug naar het hotel, want morgen moeten we er weer heeel vroeg uit.
Freek van Capelle